Wat staat er in de beleidsnota?

Uit mobiliteitsbrief 255 - Onze minister aan het woord

2025-01-17_MOW_Mobiliteitsbrief-Januari_Beelden website2.jpgOp 30 september 2024 heeft Annick De Ridder de eed afgelegd als Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Havens en Sport. In haar beleidsnota legt ze enkele duidelijke accenten voor haar beleid van de komende jaren. Wij namen enkele belangrijke passages met haar door.

Wie is Annick De Ridder?

Studeerde rechten aan Universiteit Antwerpen en corporate finance aan KUL
Gemeenteraadslid in Antwerpen (2007-2011) Vlaams volksvertegenwoordiger (2004-2024)
Voorzitter Raad van Bestuur Port of Antwerp-Bruges (2019-2024)
Antwerps schepen van haven, stadsontwikkeling, ruimtelijke ordening en patrimonium (2019-2024)
Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken, Havens en Sport (2024-...)

Mevrouw de minister, hoe zijn de eerste maanden verlopen?

“De eerste weken waren bijzonder hectisch. Toen ik begon, kreeg ik gewoon de sleutels van mijn kabinet in handen en moest ik alles van nul uitzoeken. Dat was geen eenvoudige start, maar ik hou wel van een uitdaging. En gelukkig heb ik al ervaring in de materie. Er ligt heel wat werk op de plank, maar ik heb er veel zin in.”

Infrastructuur verbeteren

De eerste prioriteit volgens de beleidsnota is het verbeteren van infrastructuur.

“Dat klopt helemaal. Onze prioriteit is simpel: ervoor zorgen dat onze wegen, bruggen en tunnels in Vlaanderen weer in topvorm zijn. Structureel onderhoud is altijd essentieel om oplopende kosten de komende jaren te vermijden. Daarnaast zorgt onderhoud ook voor betrouwbare infrastructuur en dus een betere doorstroming en minder frustraties onderweg.”

“We gaan slim, gericht en op lange termijn investeren. Dit is een echte investeringsregering waarbij er deze legislatuur bijna 1,8 miljard euro bijkomt voor investeringen in het beleidsdomein mobiliteit en openbare werken. Dat geld gebruiken we voor de aankoop van bussen en trams en investeringen in weginfrastructuur. Daarnaast maken we tegen midden 2025 een meerjarig legislatuuroverschrijdend investeringsplan op.”

“Maar we moeten ook keuzes maken, dat is onvermijdelijk. We kijken daarbij naar projecten die echt een verschil maken voor onze economie, verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Om dat goed te doen, hebben we een investeringscel opgericht binnen het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Die bekijkt welke projecten de meeste impact hebben en hoe we het beschikbare budget zo goed mogelijk inzetten. Daarin kijken we ook naar de projecten uit de regionale mobiliteitsplannen die door de vervoerregio’s zijn goedgekeurd. Het doel? Een veilig, vlot en toekomstgericht Vlaanderen.”

Samen richting zero

Verkeersveiligheid is een van de speerpunten in de beleidsnota. Waarop ligt jouw focus?

“De focus ligt op het streven naar nul verkeersslachtoffers, de zogenaamde Vision Zero. Maar daar moeten we ook realistisch in zijn: je kan het wegennet nog zo veilig aanleggen als je wil, bij ongevallen speelt vaak een menselijke factor/fout mee. Dus het is een utopie te denken dat we ooit nul verkeersslachtoffers gaan hebben. We moeten enerzijds zorgen voor verkeersveilige infrastructuur en anderzijds ook inzetten op het bannen van alcohol, drugs, afleiding, overdreven snelheid … Dat zijn de twee belangrijkste pijlers en die zijn meteen ook een collectieve ambitie. Niet alleen van Vlaanderen, maar ook van de lokale overheden en de wegbestuurder zelf.”

“Ik ga alvast aan de slag met een veiligheidspact met de lokale overheden, die vaak een beter zicht hebben op de lokale verkeerssituatie. In dat pact zullen we de nodige handvaten aanreiken voor een betere verkeersveiligheid. Ik heb ook aan mijn administratie gevraagd om een evaluatie te maken van de trajectcontroles, de manier waarop boetes worden geïnd én de samenwerking met private partijen. We doen dat samen met steden en gemeenten. De Vlaming wil zich zeker aan regels houden, wanneer dat de veiligheid rond bijvoorbeeld een schoolomgeving verbetert, maar wil niet het gevoel hebben dat hij louter een kas van een gemeente of een privaat bedrijf aan het spijzen is.”

Achterover leunen kunnen we niet. We moeten blijven investeren en innoveren.

“Daarnaast wil ik de dynamische lijst met gevaarlijke punten zo snel mogelijk verder aanpakken. Samen met de verschillende belanghebbenden zullen we een nieuw of geactualiseerd verkeersveiligheidsplan uitwerken. Maar zorgen voor een verkeersveilig Vlaanderen is een verantwoordelijkheid van alle mensen en de verkeersveiligheid kan alleen maar verhogen als we inzetten op preventie, educatie, sensibilisering én handhaving.”

Hoe wil je rond verkeersveiligheid samenwerken met lokale besturen?

“Ik wil lokale besturen en andere stakeholders actief betrekken om werk te maken van verkeersveiligheid. Concreet wil ik tegen 2026 een verkeersveiligheidspact afsluiten. Dit is een gemeenschappelijk verhaal waarin de belangrijkste klemtonen van ons verkeersveiligheidsbeleid staan. Denk aan de mogelijkheid om zones 30 in te voeren, venstertijden voor vrachtwagens en de ondersteuning bij GAS-boetes. Het pact vormt een basis, maar het is geen top-downbeslissing: uiteraard kan iedereen op zijn eigen niveau autonome beslissingen nemen. Zo zijn we zeker dat iedereen aan dezelfde kar trekt. Want die samenwerking hebben we echt nodig om onze doelstellingen te halen.”

Modal shift

Een ander belangrijk speerpunt is de modal shift. Wat zijn jouw ambities?

“Tegen 2030 wil ik dat minstens de helft van alle verplaatsingen in Vlaanderen duurzaam is. Dat betekent fietsen, wandelen, openbaar vervoer of deelmobiliteit. Dat is ambitieus, maar haalbaar. We werken samen met vervoerregio’s en lokale besturen om dat voor elkaar te krijgen. Denk aan meer veilige fietspaden, efficiënt openbaar vervoer, en makkelijke overstappen tussen verschillende vervoermiddelen.De plannen van de vervoerregio’s liggen er, nu is het tijd om ze in de praktijk te brengen.”

De fiets zal een belangrijke rol spelen in de modal shift. Wat zijn je plannen?

“Dit jaar nog wil ik een Masterplan Fiets uitwerken. Mijn doel is dat tegen 2040 minstens 30% van alle verplaatsingen met de fiets gebeurt. We behouden het hoge niveau aan fietsinvesteringen. Dat betekent dat we nieuwe fietspaden en fietssnelwegen aanleggen waar nodig. We kijken natuurlijk ook welke nieuwe fietspaden zorgen voor het grootste hefboomeffect, maar we optimaliseren ook de bestaande infrastructuur. In dat kader zullen we ook het Fietsfonds evalueren en bijsturen zodat het beter wordt afgestemd op het investeringsritme van de lokale besturen. Ook in dit verhaal is een goede samenwerking met lokale partners dus belangrijk. Het zijn de vervoerregio’s die kijken welke fietsingrepen en -routes prioritair zijn. Samen moeten we de puzzel leggen.”

Hoe kijk je naar het openbaar vervoer?

“Aantrekkelijk openbaar vervoer staat of valt met de betrouwbaarheid ervan. Mensen moeten kunnen
rekenen op hun tram of bus. Om de aantrekkelijkheid te verhogen zijn gerichte investeringen cruciaal, maar ook snelle doorstroming, dienstverlening die afgestemd is op de vraag van de reiziger en duidelijke informatie. We gaan resoluut voor tevreden reizigers én een openbaar vervoer dat mensen ertoe aanzet om de overstap te maken naar trams en bussen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen bereid zijn daarvoor te betalen, op voorwaarde dat ze ook een goede dienstverlening krijgen. Maar daarvoor moeten we dus nog verder hervormen.”

“De Lijn krijgt deze regeerperiode bovendien 400 miljoen euro extra om versneld nieuwe bussen en trams aan te kopen. Daarnaast evalueren we tegen midden 2025 hoe de nieuwe vervoerplannen in de praktijk werken en ook hoe de vervoerregio’s functioneren. Daarna kunnen we heel gericht meer capaciteit voorzien waar nodig, met massavervoer in steden en aangepast vervoer in landelijk gebied. Het doel is helder: Vlaanderen mobieler krijgen.”

Onze prioriteit is simpel: zorgen dat onze wegen, bruggen en tunnels in Vlaanderen weer in topvorm zijn.”

Innoveren en hervormen

Hoe wil je inzetten op innovatie?

“Het is eerst en vooral onze taak om de transitie en de laadinfrastructuur voor elektrische wagens, bestelwagens en vrachtwagens te blijven ondersteunen. Zero-emissievrachtwagens moeten verder ingang vinden in Vlaanderen. We hebben al regelgeving aangepast om zowel de toegelaten massa als de toegelaten lengte van een voertuig te verhogen voor milieuvriendelijke voertuigen. We onderzoeken welke drempels er nog zijn in de regelgeving en werken die weg.”

“Vlaanderen moet als gangmaker voor innovatie ook volop en gericht inzetten op de toepassing van nieuwe technologie in bestaande en nieuwe netwerken. We zijn daarom bezig met een screening van de regelgeving binnen het beleidsdomein mobiliteit en openbare werken. De regelgeving moet klaar zijn voor de stijgende autonomie van voer- en vaartuigen en mag innovatie niet hinderen. Vanuit het beleidsdomein focussen we op autonoom varen en dronetechnologie.”

In juni 2024 werd de kaderovereenkomst duurzame stedelijke logistiek ondertekend. Hoe wil je daarmee verder gaan?

“Veel steden en gemeenten hebben de ambitie om zero-emissiezones voor logistiek in te richten in hun centra. Dat kan ik alleen maar aanmoedigen. De Vlaamse overheid moet de steden en gemeenten handvaten geven om dit soort zones in te richten. Ik zet de dialoog met alle belanghebbenden tijdens deze legislatuur verder, zodat er kan overgegaan worden tot het inrichten van de zones. De uiteindelijke beslissing over de invoering blijft uiteraard aan de lokale besturen.”

Welke boodschap geef je graag mee aan de steden en gemeenten?

“Ik kijk uit naar een goede en doorgedreven samenwerking met al onze steden en gemeenten. Ons partnerschap is er een van sterke wisselwerking waarbij we als Vlaamse overheid ondersteuning en middelen bieden binnen het kader van basisbereikbaarheid en regionale mobiliteitsplannen, maar waarbij lokale besturen een belangrijke rol behouden in de uitvoering en het vormgeven van hun eigen mobiliteitsbeleid. Zorg ook voor een stevige vertegenwoordiging in de verschillende vervoerregioraden. De lokale besturen kunnen via die weg het mobiliteitsbeleid mee vorm geven en beslissen over de inzet van bussen en flexbussen. Benut die mogelijkheid, want als lokaal bestuur weet je natuurlijk wat leeft bij de bevolking.”

En tot slot: wat is voor jou de grootste uitdaging de komende jaren?

“We hebben een uitstekend netwerk van wegen, spoorwegen en havens, maar doordat we een dichtbevolkt transitland zijn, veroudert de infrastructuur ook sneller. Dat is de keerzijde. Deze Vlaamse Regering heeft daarom ook terecht heel wat extra middelen voorzien die naar mobiliteit en openbare werken gaan, maar toch wordt het een hele prestatie om zoveel mogelijk aan te pakken. We zullen moeten blijven investeren en innoveren. De luxe om achterover te leunen is er niet. We zullen daarbij ook keuzes moeten maken, waarbij het moeilijk zal zijn om voor iedereen goed te doen. Het voordeel is wel dat we in het Geïntegreerd Investeringsprogramma duidelijk zullen weergeven aan de lokale besturen wat we zullen doen, en wat we niet zullen doen. Meer dan vroeger het geval was.”