Van paal tot busstrook

Uit mobiliteitsbrief 105 - Doorstroming

Een vlotte doorstroming voor bus en tram zorgt voor tevreden reizigers en ontspannen chauffeurs. Een stipte naleving van de dienstregeling kan ook meer mensen overtuigen om te kiezen voor het openbaar vervoer. 

Soms kunnen kleine ingrepen de doorstroming van bus of tram al sterk verbeteren, bijvoorbeeld:

  • Openbaarvervoertrajecten vrijhouden, bijvoorbeeld door foutparkeren op halten te ontmoedigen. Naast handhaving zijn ook kleine infrastructurele ingrepen mogelijk: paaltjes, bloembakken, alternatieve belijning, ...
  • Halteplaatsen herinrichten, zodat in- en uitstappen er comfortabeler wordt, bij voorkeur aan uitstulpende bushalten. De bus stopt dan op de rijbaan, en verliest geen tijd meer bij vertrek.
  • Verkeersonveilige punten wegwerken, zodat het risico op storingen in de doorstroming vermindert.
  • Verkeerslichtenbeïnvloeding installeren, waarbij detectie van een bus of tram zorgt voor een geschikte inbreuk op de lopende verkeerslichtencyclus. Vlot doorrijdende trams op tal van kruispunten van de kusttramlijn bewijzen het nut van dit principe.
  • Kiest men voor een snelheidsremmer, dan liever rijbaankussens in plaats van verkeersdrempels (zie ook foto). Die zijn vriendelijker voor de bus en voor fietsers en toch even efficiënt voor auto’s.

Grotere ingrepen

MOB10550F01.jpgNaast deze kleinere maar efficiënte ingrepen zijn er ook grotere infrastructurele aanpassingen mogelijk, zoals:

(Foto: De Lijn Limburg)
Rijbaankussens passen tussen de wielen van een bus. Daardoor ondervinden de passagiers aan boord geen hinder van de snelheidsremmer.

  • eigen beddingen, bijzonder overrijdbare tram/busbeddingen, aparte busstroken;
  • bypasses aan kruispunten;
  • voorbehouden stroken achter bussluizen, verzinkbare paaltjes en barelen;
  • gebruik van de pechstrook als busbaan op het hoofdwegennet;
  • de wisselstrook: een rijstrook waarop in verschillende rijrichtingen kan worden gereden afhankelijk van de spitsperiode. De meeste infrastructurele maatregelen komen in aanmerking voor een module 8 van het mobiliteitsconvenant, wat betekent dat de kosten gedeeld kunnen worden tussen de drie partners: de gemeente, het Vlaamse Gewest en De Lijn.

 Meer info