Filip Boelaert: "1 plus 1 wordt 3 in een goed mobiliteitsplan of -project"

Uit mobiliteitsbrief 186 - Kwaliteitszorg

“Kwaliteit van projecten én procedures moet in onze werking een natuurlijke reflex en voortdurende prioriteit zijn. Alleen zo kunnen we werk maken van duurzame en veilige plannen en projecten”, zegt Filip Boelaert, secretaris-generaal van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken.

BoelaertFilip8JDB.jpgFilip Boelaert, secretaris-generaal Departement MOW: “Kwaliteit van projecten én procedures moet in onze werking een natuurlijke reflex en voortdurende prioriteit zijn.”

“De zorg voor kwaliteit moet al bij de eerste ideeën en plannen aanwezig zijn. Als overheid bieden we via het overleg in (i)GBC’s – en in de toekomst via de vervoerregio’s – een gefaseerde methodologie aan om die kwaliteitszorg te verankeren in de werking. Een heldere probleemstelling en duidelijke doelstellingen zijn essentieel. Rechtstreekse betrokkenheid van diverse actoren in de totstandkoming van het project, en dat van bij het begin, is belangrijk om tot een gedragen en kwaliteitsvol ontwerp te kunnen komen. Die aanpak biedt de meeste kansen voor een geïntegreerde, multimodale aanpak. Vademecums en richtlijnen bieden een houvast om onderbouwde keuzes te maken of knelpunten scherp te stellen. Die keuzes moeten duidelijk zijn en in elk geval veiligheid vooropstellen. Vandaag wordt een kwaliteitstoets uitgevoerd door een kwaliteitsadviseur, die het plan of project adviseert. Dat kwaliteitsadvies leert ons welke elementen het plan of project beter kunnen maken of welke bijsturingen echt nog nodig zijn. Met deze aanbevelingen willen we het project nog kwaliteitsvoller maken.”

Welke elementen zijn van belang voor de kwaliteit?

“Het plan of project wordt minstens getoetst aan de relevante regelgeving inzake mobiliteit, openbare werken, ruimtelijke ordening en milieu, en aan de doelstellingen van het mobiliteitsbeleid en de relevante mobiliteitsplannen. Daarnaast zijn de richtlijnen uit de verschillende vademecums, de ruimtelijke inpasbaarheid en een afweging tussen doelmatigheid en kostprijs belangrijke evaluatiecriteria. Duurzaamheid, verkeersveiligheid en de juiste aandacht voor elk type weggebruiker zijn belangrijke uitgangspunten. Maar naast de te volgen regels moet vooral ook het globale plaatje worden bekeken: hoe past het project in zijn context? Zijn er betere alternatieven of gemiste kansen? Welke (kleine) toevoegingen of wijzigingen kunnen het project naar een nog hoger niveau tillen? Om tot een goed plan of project te komen is immers meer nodig dan zomaar regelgeving toepassen. Veiligheid moet wel steeds een absolute randvoorwaarde zijn. In een goed doordacht project wordt 1 plus 1 zo 3.”

Wat gebeurt er met het kwaliteitsadvies?

“Het advies bevat aanbevelingen die de initiatiefnemer mee in overweging moet nemen in het vervolgtraject. In het geval van een gunstig advies gaat het om bijkomende aandachtspunten die het project of het plan nog kunnen verbeteren. Soms kunnen zelfs kleine – ogenschijnlijk onbenullige – aanpassingen het project uiteindelijk een duidelijke meerwaarde geven. Als het advies ongunstig is, betekent dit dat bepaalde keuzes in het plan of project niet leiden tot een duurzaam of veilig project. Het advies zal duidelijk aangeven waar het om gaat en aanbevelingen en tips voor verbetering meegeven. Een dergelijk advies wordt dan ook best opnieuw met de verschillende partners besproken om na te gaan of en hoe aan de bemerkingen tegemoet gekomen kan worden om een bijkomende kwaliteitssprong te maken. En zo kan 1 plus 1 dus 3 worden.”

Meer info over kwaliteitsbewaking vindt u op www.mobielvlaanderen.be/overheden/lokaal-mobiliteitsbeleid/kwaliteitszorg.