"Gemeenten krijgen met de vervoerregio's een echte stem in de organisatie van hun mobiliteit"

Uit mobiliteitsbrief 195 - Nieuw lokaal mobiliteitsbeleid

Vanaf nu is Vlaanderen onderverdeeld in vervoerregio’s. Basisbereikbaarheid verandert de samenwerking tussen lokale en Vlaamse overheden helemaal. De lokale overheden beslissen voortaan meer zelf over de mobiliteit in hun regio en zullen daarbij verder kijken dan de eigen grenzen. Mobiliteitsbrief polste bij Filip Boelaert, secretaris-generaal van het Departement MOW, Tom Roelants, administrateur-generaal van het AWV en Roger Kesteloot, directeur-generaal van De Lijn, naar hun visie op het nieuwe mobiliteitsbeleid.

smallgefotoshopt.jpgRoger Kesteloot, directeur-generaal van De Lijn, Tom Roelants, administrateurgeneraal van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) en Filip Boelaert, secretarisgeneraal van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken: “De Lijn, het AWV en het Departement MOW praten met één stem in de vervoerregioraad.”

Sinds 1 januari 2019 is Vlaanderen opgedeeld in 15 vervoerregio’s. Dat nieuwe overlegniveau moet ervoor zorgen dat mobiliteit beter afgestemd wordt binnen die regio’s en op Vlaams niveau. Mobiliteit stopt immers niet aan de gemeentegrenzen.

Welke grote veranderingen staan er op til?

Filip Boelaert: “Via de vervoerregio’s krijgen de lokale overheden meer impact op de beslissingen over de verschillende vervoerslagen. Belangrijk is ook dat we met basisbereikbaarheid van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd openbaar vervoer gaan en dat de lokale overheden een grotere stem krijgen bij de invulling ervan. We houden met andere woorden meer rekening met de reële vervoersstromen en we zetten de middelen in functie van de vraag in.”

Tom Roelants: “We creëren eigenlijk een nieuw overlegniveau, tussen het Vlaamse en het lokale. Samen met de steden en gemeenten kunnen we zo de mobiliteit in een hele regio verbeteren en de knelpunten gericht aanpakken. Het concept voor deze aanpak is gegroeid uit het openbaar vervoer, maar de uitwerking zal over veel meer gaan. Het hele mobiliteitsconcept wordt herdacht.”

Roger Kesteloot: “Het mobiliteitssysteem zal hiërarchisch gestructureerd worden in duidelijke lagen: het treinnet, het kernnet, het aanvullend net en het vervoer op maat. Er zal dus veel aandacht moeten gaan naar het verknopen van al die lagen. Niet alleen de fysieke realisatie ervan, maar ook hoe we de reizigers informeren. De verschillende modi zullen bovendien goed op elkaar moeten inspelen, zodat je efficiënt kan overstappen van bijvoorbeeld de bus op de deelfiets.”

Wat zijn de belangrijkste taken van de vervoerregio’s?

Tom Roelants: “De eerste opdracht is om een mobiliteitsvisie op vervoerregioniveau uit te tekenen. Daarin bepalen de deelnemers een mobiliteitsconcept voor de vervoerregio. Alle aspecten van mobiliteit komen erin aan bod, zoals fietsbeleid, openbaarvervoerbeleid, verkeersveiligheid, noem maar op. De mobiliteitsvisie moet in de tweede helft van 2019 afgerond zijn. Pas nadien wordt er een vervoersregioplan uitgewerkt.” 


filipklein.jpgFilip Boelaert, secretaris-generaal Departement MOW: “Dankzij de samenwerking in vervoerregioraden zal het nieuwe regionale mobiliteitsbeleid breed gesteund worden.”

Hoe worden lokale overheden begeleid?

Filip Boelaert: “Het Departement MOW zal elke vervoerregioraad coördineren. Wij plannen dus vergaderingen, begeleiden studiebureaus, verzekeren de beleidsfocus, enzovoort. We hebben al veel geleerd uit de vier proefprojecten (Aalst, Mechelen, Westhoek en Antwerpen) in de voorbije twee jaren. Maar ook voor ons blijft dit nieuw. Er zullen dus nog leerpunten komen. Om de inhoudelijke begeleiding te verzekeren, hebben we een raamcontract met studiebureaus opgemaakt. De vervoerregio’s kunnen binnen dat raamcontract zelf volgens hun behoeften een opdracht uitschrijven. Ze kunnen dus op een eenvoudige manier professionele begeleiding inroepen voor, bijvoorbeeld, het opstellen van hun mobiliteitsvisie.”

Roger Kesteloot: “De Lijn focust op het kernnet en het aanvullend net. Voor vervoer op maat komen er ook andere spelers op de markt. Maar wij stellen graag onze expertise ter beschikking. Onze organisatie is trouwens zo herschikt dat we per vervoerregio één aanspreekpunt hebben, de vervoerregiomanagers. De communicatie tussen lokale overheden en De Lijn zal nu dus transparanter zijn dan in het verleden.”


tomklein.jpgTom Roelants, administrateurgeneraal van het AWV: “We creëren een nieuw overlegniveau, tussen het Vlaamse en het lokale. Zo kunnen we samen de mobiliteit in een hele regio verbeteren.”

Hoe autonoom kunnen lokale overheden beslissen?

Roger Kesteloot: “De vervoerregio’s beslissen zelf hoe ze het aanvullend net en het vervoer op maat invullen. Voor het aanvullend net zal De Lijn per vervoerregio wel een voorstel doen. Voor het kernnet kunnen de vervoerregioraden enkel advies geven. Veel openbaarvervoerlijnen op het kernnet zijn immers interregionaal.”

Filip Boelaert: “Naast het regionale mobiliteitsplan blijft ook het gemeentelijke mobiliteitsplan nog mogelijk. Met de vervoerregio’s willen we vooral continuïteit brengen in de mobiliteit van een regio. De Vlaamse overheid zal daardoor ook haar investeringen beter kunnen afstemmen. Het Departement MOW is in elke vervoerregioraad voorzitter, maar het is de bedoeling dat de lokale overheden zelf een co-voorzitter aanduiden.”

Welke meerwaarde heeft deze nieuwe manier van werken?

Tom Roelants: “Er zal minder versnippering zijn. Vroeger moest ons agentschap met elke gemeente apart vergaderen. Dat kwam vaak neer op 308 keer dezelfde discussie voeren. Nu zullen die gesprekken op een hoger niveau gebeuren en het gemeentelijk belang overstijgen. Dat vind ik een belangrijke verbetering: het resultaat zal hoe dan ook veel breder gesteund worden dan vroeger. Ook intern zal er minder versnippering zijn. Net als De Lijn en MOW hebben we bij het AWV onze hele organisatie aangepast aan dit nieuwe model. Daardoor zal er per vervoerregio één duidelijk aanspreekpunt zijn bij het AWV, het Departement MOW en De Lijn.”

Filip Boelaert: “Binnen die nieuwe structuur zal het Departement MOW ervoor zorgen dat de Vlaamse overheid met een éénduidig standpunt naar de vervoerregioraad komt. Om dat te kunnen doen, hebben we een intern overlegplatform georganiseerd waarin het Departement MOW, het AWV, De Lijn en eventuele andere Vlaamse partners vooraf overleggen. Die uniforme stem is voor mij een belangrijke vooruitgang in de samenwerking met het regionale niveau.”

Roger Kesteloot: “Door vraaggestuurd te werken, kunnen de middelen efficiënter gebruikt worden. Meer beslissingsrecht creëert automatisch ook meer verantwoordelijkheid. Door bijvoorbeeld het doorstromingsprobleem efficiënter aan te pakken, kan er veel geld bespaard worden. Dat geld kan nu binnen dezelfde vervoerregio geherinvesteerd worden. Zo kan je met hetzelfde budget toch meer realiseren. Daarin ligt volgens mij de grootste winstmarge, zowel voor de reizigers als voor onze chauffeurs en de lokale overheden.”


rogerklein.jpgRoger Kesteloot, directeur-generaal van De Lijn: “De vervoerregio’s beslissen zelf hoe ze het aanvullend net en het vervoer op maat invullen.”

Wat zijn de grootste uitdagingen?

Tom Roelants: “Prioriteiten durven stellen zal cruciaal zijn, maar niet eenvoudig. Alle partners zullen wat verder moeten kijken dan hun eigen belangen. Maar net daarin liggen ook nieuwe kansen.”

Roger Kesteloot: “Een consensus bereiken binnen de vervoerregio zal inderdaad soms een uitdaging zijn. Zeker in vervoerregio’s waar veel gemeenten met uiteenlopende profielen samen moeten beslissen. De belangen van landelijke regio’s zijn anders dan die van stedelijke regio’s. Het zal voor iedereen een leerproces worden. Daarom wil ik alle leden oproepen om actief deel te nemen aan de vervoerregioraad en om de expertise van de verschillende partners te gebruiken. Als we met elkaar in open dialoog gaan, kunnen we de leefbaarheid en de bereikbaarheid in Vlaanderen samen verhogen.”

Filip Boelaert: “Ik ben heel enthousiast over de plannen die op stapel staan. Het is voor iedereen een nieuwe uitdaging. We hervormen immers niet alleen het openbaarvervoersysteem, maar we passen meteen ook het hele overlegmodel aan naar een participatiemodel. Cocreatie past perfect in de huidige maatschappelijke evoluties. Maar verandering is niet eenvoudig en vraagt van iedereen een inspanning. We zullen ons ook moeten blijven aanpassen. De introductie van basisbereikbaarheid en de vervoerregio’s is een belangrijke nieuwe stap voor de mobiliteit in Vlaanderen. Samen met de lokale besturen zijn we vast van plan om dit project te laten slagen!”