Meer en betere globale Vlaamse kencijfers

Uit mobiliteitsbrief 189 - Mobiliteitseffectenstudies

Een MOBER berekent mobiliteitseffecten op basis van kencijfers. Het nieuwe richtlijnenboek bevat een veel ruimer arsenaal van globale kerncijfers voor Vlaanderen.

06_kantoren jerry.jpgDe nieuwe kencijfers voor bedrijventerreinen geven onder meer een indicatie van het aantal werkenden per ha netto bedrijventerrein.

Een MOBER staat of valt met de juiste voorspellingen. Daarvoor zijn betrouwbare kencijfers cruciaal. Het zijn de bouwstenen om de mobiliteitseffecten van een (ver)bouwproject in te schatten.

Projectspecifiek of globaal

Er zijn twee types kencijfers: projectspecifieke en globale. Als dat mogelijk is, is het uiteraard altijd beter om projectspecifieke kencijfers te gebruiken. Ze zijn immers gebaseerd op de analyse van een bestaande, sterk gelijkende functie of op gegevens van de opdrachtgever. De globale kencijfers spreken zich daarentegen niet uit over een specifieke functie op een specifieke locatie. Ze geven enkel een indicatie op basis van ruimer wetenschappelijk onderzoek. De keuze voor het type kencijfer moet in het begin van de MOBER gemotiveerd worden.

Negen functies

Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken geeft in het aangepaste richtlijnenboek nieuwe globale Vlaamse kencijfers voor negen functies:

  1. Wonen;
  2. Kantoren;
  3. Winkelen;
  4. Kantoren met loket-en baliefuncties;
  5. Bedrijvenzones en industrieterreinen;
  6. Recreatie;
  7. Horeca;
  8. Onderwijs;
  9. Gezondheidszorg.

De nieuwe kencijfers zijn veel uitgebreider dan de vorige. De zes laatste functies in dit lijstje zijn zelfs volledig nieuw. De beschikbare dataset is ook veel gedetailleerder dan vroeger. Naast globale kencijfers staan er in het richtlijnenboek nu ook enkele voorbeelden van meer specifieke functies. Voor ‘winkelen’ is er nu bijvoorbeeld een opsplitsing tussen buurtwinkels, supermarkten, shoppingcentra of nieuwe vestigingen van bestaande (grootschalige) kleinhandelsketens. Voor elk van die subcategorieën zijn er onder meer richtcijfers voor het aantal werknemers en het aantal bezoekers per 100 m2.

statistiek.jpg


Natalie Craeghs: ‘Niets is aan het toeval overgelaten’

06_nathalie.jpgNatalie Craeghs, Tractebel: “Met de globale kencijfers kunnen vergunningverlenende overheden nakijken of de cijfers in de MOBER wel in dezelfde lijn liggen.”

De nieuwe globale kencijfers zijn specifiek voor Vlaanderen berekend. Vroeger werden bij gebrek aan Vlaamse globale kencijfers wel eens kencijfers uit Nederland gebruikt, opgesteld door het kenniscentrum CROW. Maar omdat Nederland een andere ruimtelijke structuur en vaak ook andere verplaatsingsgewoonten heeft, was dat niet ideaal. “Niets is aan het toeval overgelaten: de nieuwe cijfers zijn zeer zorgvuldig samengesteld en gebaseerd op verschillende bronnen”, zegt Natalie Craeghs, senior Consultant bij Tractebel Engineering. Zij coördineerde de samenstelling van de Vlaamse kencijfers.

De cijfers uit het meest recente Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG 5.1) dienden als vertrekpunt. “De Vlaamse overheid heeft voor het richtlijnenboek onafhankelijk van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag bijkomende tellingen gedaan. Per type functie is geteld op zo’n 5 à 6 referentielocaties, zoals aan de ingang van een bedrijventerrein of een woonwijk. Die nieuwe onafhankelijke tellingen kwamen in grote lijnen overeen met de gegevens uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag.

Voor de kencijfers namen we per type locatie het gemiddelde. De globale cijfers die we kunnen afleiden uit het OVG zijn dus zeker betrouwbaar, maar het blijven wel globale cijfers. Ze zijn alleen bedoeld als hulpmiddel als er geen projectspecifieke kencijfers zijn. Ook voor vergunningverlenende overheden kunnen ze interessant zijn als toetsing voor kencijfers die in MOBERs worden gebruikt. Als de kencijfers in de MOBER te veel afwijken van de globale kencijfers uit de richtlijnen, moet die afwijking gemotiveerd worden.”