"Mobiliteitsimpact is een belangrijk criterium voor omgevingsvergunning"

Uit mobiliteitsbrief 189 - Mobiliteitseffectenstudies

Om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen – de vroegere ‘bouwvergunning’ –, wordt elk ruimtelijk project aan de wettelijke voorschriften én aan de goede ruimtelijke ordening getoetst.

05_vannimmen.jpgKatlijn Van Nimmen, teamcoach Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning Gent: “Via de MOBER kan een initiatiefnemer de vergunningverlener inlichten over minder zichtbare engagementen rond mobiliteit.”

Goede toetsing

“Als een van beide niet ok is, dan verlenen we geen vergunning”, zegt Katlijn Van Nimmen, teamcoach van de Dienst Stedenbouw en Ruimtelijke Planning in Gent. “De mobiliteitsimpact is naast schaal, functionele inpasbaarheid en bouwdichtheid een belangrijk criterium bij de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening. Bij kleinschalige projecten betekent dit meestal dat we extra aandacht besteden aan parkeervoorzieningen, fietsenbergingen, ontsluiting en bereikbaarheid. Bij projecten met een grote mobiliteitsimpact dwingt de verplichte opmaak van een MOBER de initiatiefnemer om al bij de uitwerking van het ontwerp goed na te denken over de mobiliteitsimpact en om het project bij te sturen als dat nodig is. Ook het uitwerken van milderende of flankerende maatregelen hoort daarbij.”

Van Nimmen: “De initiatiefnemer moet de mobiliteitsstudie toevoegen aan de vergunningsaanvraag. Dat garandeert dat de afwegingen en maatregelen ook doorwerken in de beoordeling en in de beslissing over het project. Een goed uitgewerkte en gestoffeerde mobiliteitsstudie biedt een stevige basis voor de ruimtelijke beoordeling op het vlak van mobiliteit. Ze vormt ook de kapstok om engagementen of intenties die niet altijd direct zichtbaar zijn op het terrein kenbaar te maken aan de vergunningverlener.”