"Om ons te verplaatsen, zullen we anders moeten denken en handelen"

Uit mobiliteitsbrief 205 - Nieuw Vlaams beleid

Interview met Lydia Peeters, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken

“Vlaanderen staat vandaag voor belangrijke maatschappelijke, economische en technologische uitdagingen met een enorme impact op onze mobiliteit. We moeten keuzes maken die vragen om een mental én een modal shift”, zegt Lydia Peeters, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken. “Kiezen voor meer duurzame vervoermiddelen en deel- en combimobiliteit is daarin essentieel.”

VP E1 Lydia Peeters portretfoto (1).jpgLydia Peeters, Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken: “Samen met de vervoerregio’s en private spelers wil ik een portfolio uitbouwen van aantrekkelijke mobiliteitsdiensten.”

U bent al bijna 20 jaar burgemeester en 1 jaar Vlaams minister. Wat vindt u belangrijk in de samenwerking tussen lokale besturen en de Vlaamse instanties?

“Lokale besturen en Vlaamse administraties moeten heel nauw samenwerken. Alleen op die manier kunnen we de mobiliteitsknoop ontwarren. Daarnaast geloof ik in sterke lokale besturen die mee de regie bepalen van de mobiliteit in hun regio en inspelen op lokale noden. De vervoerregio’s bieden lokale besturen een kader om samen te werken aan mobiliteitsuitdagingen. De vervoerregioraden zijn de cockpits voor het mobiliteitsbeleid in de vervoerregio’s. Zij bewaken, sturen en evalueren de invulling van basisbereikbaarheid. Ten slotte zullen we afstemmen met de lokale besturen om Vlaamse investeringen zo gericht en efficiënt mogelijk te kunnen plannen. We voorzien deze legislatuur 635 miljoen euro extra voor investeringen en zullen de vervoerregio’s nauw betrekken bij de opmaak van het Geïntegreerd InvesteringsProgramma (GIP).”

Welke accenten wil u leggen tijdens uw legislatuur?

“Met gerichte investeringen wil ik inzetten op een vlotte, veilige en duurzame mobiliteit. Vlamingen zullen anders moeten denken en handelen wanneer ze zich verplaatsen. Via een modal shift van de wagen naar duurzamere vervoersmiddelen kunnen we het wegennet ontlasten en de levenskwaliteit verbeteren. Ook bij het goederenvervoer moet er een mentaliteitswijziging gebeuren. Duurzame logistiek is essentieel voor bereikbare en leefbare steden en gemeenten. 80% van de ondernemingen ligt op maximaal 10 kilometer van een waterweg. We moeten deze blauwe boulevard nog meer benutten, want zo kunnen we vrachtwagens van de weg halen en de files en uitstoot terugdringen. Lokale overheden kunnen helpen door te investeren in de uitbouw van watergebonden bedrijventerreinen, de binnenvaart mee te promoten of door het gebruik van de waterweg te stimuleren bij grote lokale wegen- of bouwwerken.”

save.jpg

Vanuit Vlaanderen ondersteunen we actief het SAVE-charter, waarmee steden en gemeenten zich kunnen engageren om de verkeersveiligheid verder te verhogen.

“Om die modal shift te realiseren, zet ik in op de realisatie van basisbereikbaarheid: de vraaggerichte en efficiënte mobiliteitsvisie voor Vlaanderen. Een goede combimobiliteit, waarbij personen meerdere vervoermiddelen combineren, is daarin essentieel. We investeren daarvoor in mobipunten om vlot te kunnen schakelen tussen die vervoermiddelen. Ik zet ook in op een kwaliteitsvol en vraaggericht openbaar en collectief vervoer, vervoer op maat en deelmobiliteit. Hiervoor zal Vlaanderen goed afstemmen met de vervoerregio’s. In uitvoering van het decreet basisbereikbaarheid bouwen we het kernnet uit als hoogwaardig openbaar vervoer. De vervoerregio’s bepalen mee het aanvullend net en beslissen volledig over het vervoer op maat. Hiervoor maken we jaarlijks al 27,8 miljoen euro vrij, het budget dat De Lijn hieraan vandaag besteedt. Zo geven we een antwoord op de lokale en globale vervoersvragen. En we blijven uiteraard verder gericht investeren in het onderhoud, de capaciteit en de doorstroming van het wegennetwerk en in veilige en comfortabele fietsinfrastructuur.”

Sensibiliseren rond verkeersveiligheid

Waar wil u nog op inzetten?

Zone 30 Herentals7_FOTOTOM.jpgLokale besturen zullen de mogelijkheid krijgen om GAS-boetes uit te schrijven voor beperkte snelheidsovertredingen in zones 30 en 50. De opbrengst kunnen ze investeren in verkeersveiligheid.

“Ik hou vast aan nul verkeersdoden tegen 2050. Het aantal verkeersdoden moet jaarlijks dalen met speciale aandacht voor de kwetsbare weggebruiker. De lokale besturen spelen hierin een belangrijke rol. Vanuit Vlaanderen ondersteunen we actief het SAVE-charter (Samen Actief voor Veilig Verkeer). Steden en gemeenten die het charter ondertekenen, engageren zich om de verkeersveiligheid in Vlaanderen verder te verhogen en bouwen mee aan een verkeersveiligheidscultuur. Ook lokale besturen kunnen actief inzetten op educatie, bijvoorbeeld door een verkeersweek te organiseren, of sensibiliseren, door Vlaamse verkeersveiligheidscampagnes mee te verspreiden en te ondersteunen. Verkeershandhaving en controle zijn cruciaal om ongevallen te voorkomen. Steden en gemeenten zullen daarom de mogelijkheid krijgen om GAS-boetes uit te vaardigen voor beperkte snelheidsovertredingen in zones 30 en 50 en de opbrengst te investeren in verkeersveiligheid.”

Welke andere initiatieven kunnen lokale overheden zelf nemen?

“Vlot en veilig verkeer is een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij lokale besturen langs gemeentewegen kunnen zorgen voor veilige fietspaden, duidelijke verkeerssignalisatie, veilige schoolomgevingen en maximaal conflictvrije kruispunten. Daarnaast moeten lokale besturen op gemeentewegen ook inzetten op een vlotte doorstroming en op toegankelijke halte-infrastructuur voor personen met een motorische of visuele beperking.”

Herkenbare mobipunten

Om de mobipunten te financieren, zullen de wegbeheerders gebruik kunnen maken van een Combimobiliteitsfonds. Wat is dat juist? En van waar komen de middelen?

“Voor de financiering van mobipunten bekijken we hoe we het Fonds Stationsomgevingen kunnen hervormen tot een Combimobiliteitsfonds. De Lijn beschikt over een jaarlijks bedrag om stationsomgevingen in te richten als een mobipunt. Stations zijn immers de belangrijkste mobipunten omdat het spoor de ruggengraat is van het openbaar en collectief vervoer. Daarnaast kunnen we voor de financiering een beroep doen op het Vlaams Investeringsfonds (VIF) wanneer daar middelen vrijkomen als projecten niet doorgaan.”

Wat is voor u belangrijk in de realisatie van de mobipunten?

“Om combimobiliteit te realiseren, zijn herkenbaarheid en informatie twee belangrijke facetten. De gebruikers moeten kunnen zien waar een mobipunt ligt en weten welke mobiliteitsvoorzieningen aanwezig zijn. Zo weten gebruikers op welke vervoersmogelijkheden ze kunnen rekenen om van punt A naar punt B te gaan. Is er een parking, een (bewaakte) fietsenstalling, laadmogelijkheid voor elektrische auto’s of fietsen, een deelauto of -fiets, of een bushalte?”

“Verder moeten alle beschikbare gegevens over de mobipunten op termijn open data zijn: het aantal vrije parkeerplaatsen, de busdienstregeling, de beschikbaarheid van deelfietsen en de prijzen, … Dat is nodig om mobiliteitsoplossingen zoals Mobility as a Service (Maas) mogelijk te maken. Met MaaS, dé Netflix van de mobiliteit, evolueren we van het bezit van een wagen naar het gebruik van mobiliteitsdiensten wanneer je ze nodig hebt. Daardoor kunnen mensen via hun computer of smartphone met één ticketsysteem hun reisweg plannen, vervoersmodi reserveren, de kostprijs berekenen en bestellen. Samen met de vervoerregio’s en private spelers wil ik een portfolio van aantrekkelijke mobiliteitsdiensten uitbouwen. Zo kunnen we reizigers aanzetten tot de aankoop en het gebruik van mobiliteitsdiensten in plaats van de aankoop van voertuigen.”

Investeringen in fietsvoorzieningen

In uw beleidsnota kondigt u een groeipad aan voor de investeringen in fietsinfrastructuur. Zullen de subsidiebudgetten voor het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF) gelijke tred houden?

FuntioneelFietsverkeer17JDB.jpg
Met de forse verhoging van investeringen in fietsinfrastructuur wil deze Vlaamse Regering een veilig, aantrekkelijk en comfortabel fietsnetwerk realiseren.

“De investeringen in fietsinfrastructuur worden fors verhoogd via een steil groeipad naar 300 miljoen euro in 2024. Zo wil ik een veilig, aantrekkelijk en comfortabel fietsnetwerk realiseren en van de fiets een volwaardiger alternatief voor de wagen maken. Deze investeringen worden afgestemd met de vervoerregio’s: trajecten worden opgezet over gemeentegrenzen heen en missing links worden aangepakt. De vervoerregio’s zullen met de lokale overheden een gezamenlijk programma opstellen om het volledige fietsnetwerk veilig, comfortabel en leesbaar en om stads- en dorpskernen fietsvriendelijk te maken. Zo willen we het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk sneller realiseren. Ook lokale fietsprojecten die geen deel uitmaken van het BFF, maar wel de gemeentegrenzen overstijgen, moeten steun kunnen krijgen. In 2020 zullen de Vlaamse agentschappen ongeveer 176 miljoen euro investeren in fietsvoorzieningen. In het ontwerp-GIP 2020 zullen alle fietsinvesteringen mee opgenomen worden, zodat lokale besturen er rekening mee kunnen houden. Hoe de middelen concreet verdeeld worden, moet nog bepaald worden.”

Sneller onteigenen

De doorlooptijd van onteigeningen bij projecten is vandaag vaak een heikel punt. Gaat u dit tijdens uw legislatuur aanpakken?

MinderHinder6JDB.jpgDe dienst Vastgoedtransacties van de Vlaamse Belastingdienst zal voortaan bij de start van een project een termijn bepalen waarbinnen de minnelijke onderhandelingen voor onteigeningen afgerond moeten zijn.

“De dienst Vastgoedtransacties van de Vlaamse Belastingdienst zal voortaan bij de start van een project een termijn bepalen waarbinnen de minnelijke onderhandelingen afgerond moeten zijn. Bij het bepalen van de termijn dient onder andere rekening gehouden te worden met de aard van de innemingen, het aantal innemingen en eigenaars, de eigendomsstructuur, vertragende externe factoren, ... Die termijn moet dus flexibel zijn. De dienst Vastgoedtransacties kan bij aanvang van de onderhandelingen immers niet alle mogelijke vertragende factoren voorspellen. Voor de aanleg van een fietspad zijn vaak heel wat onteigeningen nodig van voortuinen, waardoor er met heel veel eigenaars moet onderhandeld worden en de noodzakelijke termijn langer is. Voor eenvoudige dossiers die slechts een beperkt aantal onteigeningen vereisen, kan die termijn uiteraard korter zijn. Voor de eigenaars met wie op de geraamde einddatum geen akkoord is, wordt de gerechtelijke fase aangevat. Het voornaamste is dat eigenaars het signaal krijgen dat er een redelijke kans is tot minnelijke overdracht, waarbij ze hun argumentatie kunnen aanbrengen, maar dat ze de onteigening niet kunnen blijven vertragen door de minnelijke onderhandelingen te rekken.”

Toekomstvisie mobiliteit

De ambitie om tot een Mobiliteitsplan Vlaanderen te komen, is losgelaten. Hoe zal de toekomstvisie voor de mobiliteit in Vlaanderen dan wel vorm krijgen?

“Het ontwerp-Mobiliteitsplan Vlaanderen (MPV) werd de laatste 20 jaar, om vaak uiteenlopende redenen, nooit definitief goedgekeurd. Een breed gedragen langetermijnvisie voor Vlaanderen is uiteraard wel noodzakelijk. Die visie komt er best op basis van een breed maatschappelijk debat met alle betrokken stakeholders én moet rekening houden met de vele technologische ontwikkelingen die een impact hebben op mobiliteit. Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) is daarom met het Tomorrowlab-project gestart: toekomstverkenningen met 2050 als horizon. De komende maanden wordt dat project verder uitgewerkt in afstemming met diverse stakeholders, zoals de vervoerregio’s. Doel is om tegen eind 2020 een breed gedragen langetermijnvisie uit te werken die dan in 2021 op Vlaams niveau kan worden besproken. Die langetermijnvisie voor mobiliteit moet ook in lijn liggen met de in opmaak zijnde Europese visie voor een koolstofneutrale samenleving, waar transport een onderdeel van is.”

Hoe verhoudt die langetermijnvisie zich ten opzichte van de regionale mobiliteitsplannen?

“Ik besef dat het ontbreken van een goedgekeurd MPV voor de 15 vervoerregio’s geen ideale uitgangssituatie is. De 15 regionale mobiliteitsplannen worden afgestemd op verschillende doelstellingenkaders en plannen zoals het Vlaams Regeerakkoord, het Verkeersveiligheidsplan, Vizier 2030, het Luchtbeleidsplan en de nationale en Vlaamse energie- en klimaatbeleidsplannen. Voor de monitoring zal gewerkt worden met een beperkte set van indicatoren die nog moet worden bepaald. Op termijn is het de bedoeling om de 15 regionale mobiliteitsplannen en de breed gedragen langetermijnvisie voor de mobiliteit in Vlaanderen met elkaar in lijn te brengen.”