We gaan er te vaak verkeerd vanuit dat mensen bewust nadenken in het verkeer. Toch gebeurt autorijden, fietsen en wandelen voor het grootste deel onbewust. Door alleen het bewustzijn aan te spreken met verkeersborden, communicatiecampagnes of verkeerslichten krijg je dus meestal weinig effect. Het is beter om (verkeers-)gedrag ook te sturen via het onbewuste. Dat concept heet nudging.
Omdat gedrag grotendeels onbewust is, kan je mensen de juiste prikkels geven zonder dat ze het echt beseffen. Dat is dus wat economen bedoelen met nudging. Smits: “Kijk eerst de communicatie die je al voert. Ga na of ze geen slechte automatismen creëert. In een administratief gebouw zal je bijvoorbeeld weinig mensen stimuleren om de trap te nemen als de lift onmiddellijk in het oog springt als je binnenkomt. Een kind zal ook meer snoepen als je snoep in het zicht ligt, en net minder als je dat met fruit doet.”
In een zone 30 moet het wegbeeld het onbewuste aansporen om trager te rijden.
Smits: “Nudging kan je zeker toepassen op verkeersveiligheid. Denk maar aan situaties waar bepaalde regels gelden, maar die een ander gedrag uitlokken. Een weg met een snelheidslimiet van 50 km per uur die eruitziet als een weg waar je makkelijk 70 km per uur kan rijden, zal automatisch aanleiding geven tot te snel rijden. Als bestuurder zal je ook kijken naar wat anderen doen en je daaraan aanpassen. Onbewuste routines zullen winnen van het rationele idee dat je slechts 50 km per uur mag rijden. Het is dus cruciaal om weginfrastructuur zo in te richten dat ze intuïtief aansluit bij de regelgeving. Een tweede voorbeeld is de zone 30. Gewoon een bord zetten met daarop ‘zone 30’ is niet genoeg. Het publiek domein moet ook zo ingericht worden dat het automatisch uitnodigt tot trager rijden. Dan pas zullen de verkeersdeelnemers automatisch op de juiste manier reageren.”