Toegankelijkheid is een complex gegeven. Het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid Enter bundelde de belangrijkste basiseisen rond toegankelijkheid in het ‘DOD-principe’.
DOD staat voor:
(Foto: Enter vzw)
De benodigde vrije doorgangsruimte voor een voetganger is afhankelijk van de lichaamsbouw, de spullen die men bij zich heeft (bagage, kinderwagen, …) en de eventuele hulpmiddelen die men gebruikt (krukken, wandelstok, rolstoel,…). Op plaatsen met een hogere gebruiksintensiteit zijn bredere doorgangsbreedtes vereist. Daarnaast wordt omwille van losse obstakels (vuilniszak, fiets,...) aanbevolen om de ontworpen breedte groter te nemen dan de minimale vereisten.
(Foto: Enter vzw)
Obstakels in de loopzones belemmeren de doorgang en vormen een risico op botsingen. Her en der geplaatste objecten zorgen voor een rommelige indruk en nodigen uit tot een slordig gebruik van het publiek domein. Iedereen is gebaat bij een overzichtelijk en intuïtief interpreteerbaar publiek domein en voor sommigen is het zelfs een voorwaarde (mensen met een visuele beperking, mentale beperking, …)
(Foto: Enter vzw)
Omwille van o.a. struikelgevaar en rolweerstand (rolstoel, kinderwagen, koffer op wieltjes,...) moet een verharding steeds effen, voldoende aaneengesloten, slipvrij, solide en stabiel zijn. Deze eigenschappen mogen ook niet onder invloed van de tijd (bij oudere verhardingen) of weersomstandigheden verslechteren.
(Foto: Enter vzw)
Een eenvoudige duidelijk herkenbare ruimtelijke structuur van de publieke ruimte maakt het correcte en wenselijke gebruik voor iedereen gemakkelijker. Mensen met een visuele beperking hebben de grootste handicap voor oriëntatie. Zij oriënteren zich bij voorkeur op natuurlijke gidslijnen (lijnvormige terreinelementen). Indien natuurlijke gidslijnen niet op een duidelijke en veilige manier kunnen worden voorzien zijn aanvullende kunstmatige geleidelijnen noodzakelijk.
(Foto: Eric Aerts - Provincie Antwerpen)
Niveauverschillen op de looproute vormen voor iedereen een zekere hindernis, vooral als men zich al wat moeilijker voortbeweegt. Niveauverschillen moeten om veiligheidsredenen zo veel mogelijk vermeden worden. Waar dit niet kan of waar het vanuit verkeerstechnisch oogpunt of veiligheidsoverwegingen wel wenselijk is (bv. stoeprand), moeten ze op de looproute steeds adequaat worden overbrugd.
(Foto: Enter vzw)
Ook op een kruising van een logische looproute met een rijbaan moet een drempelloze oversteek mogelijk zijn. Een oversteek met onverlaagde stoepranden is voor ouders met een kinderwagen een vervelend obstakel en voor rolstoelgebruikers een onoverkomelijke hindernis. Toegankelijkheid is een keten die zo sterk is als zijn zwakste schakel. Daarom is het belangrijk dat de voetgangersvoorzieningen een toegankelijk aaneengesloten netwerk vormen.