Wanneer verlichten op gewestwegen?

Uit mobiliteitsbrief 151 - Lichtvisie

De lichtvisie bundelt regels voor welke wegsegmenten en conflictpunten al dan niet verlicht moeten worden. Via beslissingsbomen, flankerende maatregelen en voorwaarden is men tot een coherente visie gekomen met aandacht voor veiligheid en consistentie. We zetten de belangrijkste uitgangspunten hier op een rij. Voor meer details verwijzen we u graag naar de lichtvisie zelf.

De lichtvisie  gaat uit van type-ruimten. In de lichtvisie werden 10 type-ruimten voor gemotoriseerd verkeer geïdentificeerd en 1 type-ruimte voor fietsers. Het basisprincipe van de nieuwe lichtvisie is kort samengevat: niet verlichten, tenzij er redenen zijn om te verlichten en mits de nodige flankerende maatregelen. De reden om een ruimte te verlichten kan in de ene typeruimte het verschijnen van de type-ruimte zelf zijn, in de ander wordt dit bepaald door omgevings-, invloed- en gebruiksfactoren. De lichtvisie maakt een onderscheid tussen:

  • 5 type-ruimten binnen de bebouwde kom waar altijd verlicht wordt.
  • 5 type-ruimten buiten de bebouwde kom waarbij de keuze voor al dan niet verlichten en welk deeltraject afhangt van een aantal voorwaarden en mits flankerende maatregelen.

Beslissingsboom

Om het beslissingsproces in goede banen te leiden, is onderstaande beslissingsboom opgesteld. Voor elk type conflictpunt of uitzonderlijke wegsecties zijn vervolgens fiches opgesteld met gedetailleerde beschrijvingen. Er worden ook richtlijnen meegegeven voor de verlichtingspunten, zoals masthoogte, plaats op de weg en type. Rotondes zijn één van de conflictpunten waar steeds voor verlichting moet gekozen worden.

MOB_151 p3tabel.jpg