Zoek de verschillen

Uit mobiliteitsbrief 237 - Inrichtingsprincipes lokale wegen

In de inrichtingsprincipes voor lokale wegen gaat het over twee types wegen: ontsluitingswegen en erftoegangswegen. Ze hebben veel gelijkenissen, zoals veel aandacht voor leefkwaliteit en verkeersveiligheid. Maar wat zijn de verschillen?

Ontsluitingswegen

Erftoegangswegen

Voorbeeld van een ontsluitingsweg

Voorbeeld erftoegangsweg

  • Meer aandacht voor lokale ontsluiting

Op ontsluitingswegen gaat er niet alleen aandacht naar leefkwaliteit. De wegen hebben ook een beperkte verkeersfunctie, in tegenstelling tot erftoegangswegen. Ze verbinden wijken en kernen met elkaar. De wegen moeten hier dus ook voor ingericht worden.

  • Alle focus op leefkwaliteit

In een erftoegangsweg staat maximale leefkwaliteit, wonen en leven centraal. De verkeersfunctie is beperkt en ondergeschikt. 

  • Maximaal 70 km/u

De snelheidslimiet op ontsluitingswegen is 30 km/u, 50 km/u of 70 km/u, afhankelijk van de locatie. De toegelaten snelheid en het ontwerp van de weg worden op elkaar afgestemd.

  • Maximaal 50 km/u

De snelheidslimiet op erftoegangswegen ligt een stap lager dan op lokale ontsluitingswegen. Ook buiten de bebouwde kom ligt de limiet op 30 km/u of maximaal 50 km/u.

  • Voorrangsregeling, rotondes of verkeerslichten

Op kruispunten van ontsluitingswegen geldt geen voorrang van rechts. Je werkt best met voorrangsborden, een verkeerslicht of een rotonde, afhankelijk van de hoeveelheid verkeer en de functie van de weg in het vervoersnetwerk.

  • Voorrang van rechts of voorrangsregeling

Op kruispunten tussen twee erftoegangswegen geldt voorrang van rechts of een andere voorrangsregeling. Op een kruising van een erftoegangsweg en een lokale ontsluitingsweg werk je best met voorrangsborden, verkeerslichten of een rotonde, niet met voorrang van rechts.

  • Geen eenvakswegen

Bij lokale ontsluitingswegen zijn eenvakswegen niet mogelijk. Conflicten met tegemoetkomend verkeer moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Afhankelijk van de verkeerssituatie kan een scheiding tussen weggebruikers nodig zijn, bijvoorbeeld door de aanleg van afgescheiden fietspaden.

  • Gemengd verkeer

Op erftoegangswegen in kernen en binnen de bebouwde kom is gemengd verkeer het uitgangspunt. In dat geval delen alle weggebruikers wegen en kruispunten met elkaar. Dat betekent dat er dus geen aparte fietspaden liggen. Fietsers en auto’s gebruiken hetzelfde wegvak. Buiten de bebouwde kom kan er wel een scheiding nodig zijn tussen weggebruikers, afhankelijk van de verkeerssituatie.