"Gebruik artificiele geleiding enkel waar ze noodzakelijk is"

Uit mobiliteitsbrief 178 - Toegankelijkheid

Blinden en slechtzienden hebben nood aan geleiding om hun weg te vinden. “Toch is het niet nodig en vaak zelfs niet wenselijk om overal ribbelstroken of andere artificiële geleiding aan te brengen”, zegt Karin Vaesen van de Expertisecel toegankelijkheid bij Blindenzorg Licht en Liefde vzw. “Een doordachte inrichting van het openbaar domein van in de conceptfase is meestal goedkoper en efficiënter.”

02_Foto Karin Vaesen.jpg“Probeer obstakels steeds aan éénzelfde zijde van de loopzone te plaatsen.” Karin Vaesen, Blindenzorg Licht en Liefde vzw

“Infrastructuurbeheerders denken bij ‘geleiding voor blinde en slechtziende personen’ vaak eerst aan artificiële aanpassingen, zoals ribbel- en noppenstroken, verende oppervlakken en akoestische signalisatie. Vaak denkt men zelfs dat alleen artificiële aanpassingen volstaan om de openbare ruimte toegankelijk te maken voor deze doelgroep. Maar dat is een misvatting. Een overaanbod van artificiële aanpassingen schept juist verwarring bij de gebruikers. Het is beter om ze te beperken tot de plaatsen waar ze echt onontbeerlijk zijn, zoals oversteekplaatsen en kruispunten. Het is wel heel belangrijk dat al van in de conceptfase rekening wordt gehouden met blinden en slechtzienden. Goede oriëntatiemogelijkheden zijn immers belangrijk. Op infrastructureel vlak kan men door rekening te houden met enkele kleine elementen al veel verschil maken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de integratie van niveauverschillen en contrasten, gidslijnen oriëntatie- of herkenningspunten.”

Niveauverschillen en contrasten

Geleidehonden stoppen voor drempels. Wanneer er geen niveauverschil is tussen voetgangerszone en rijbaan loopt de hond gewoon rechtdoor. Bij een gelijkgrondse inrichting kunnen blinden en slechtzienden met hun witte stok de ‘grenslijn’ tussen voetgangerszone en rijbaan niet detecteren. Er moet daarom steeds een niveauverschil zijn van minimaal 2 cm.
Veel blinde en slechtziende gebruikers van een witte stok hebben een voorkeur voor een voetpad dat duidelijk hoger ligt dan het fietspad en de rijweg. Veel rolstoelgebruikers kunnen echter een niveauverschil van meer dan 2 cm niet (zelfstandig) overbruggen. Ook een duidelijk tactiel en visueel contrast tussen de bestrating van voetpad en fietspad/rijweg is belangrijk.

TURNHOUT.jpgBij de herinrichting van de Grote Markt in Turnhout werd aandacht besteed aan de oversteekbaarheid van het plein voor blinde en slechtziende personen. Tussen het ruwe oppervlak van de overige bestrating werd een vlak looppad aangelegd dat tactiel te onderscheiden is. Ernaast ligt, enigszins verzonken in het oppervlak, een afwateringsstrook. Gebruikers van een witte stok kunnen dit looppad volgen als om het plein vlot en ongehinderd over te steken.

Gidslijnen

Blinde en slechtziende personen die een witte stok gebruiken, oriënteren zich in de openbare ruimte door een ‘gidslijn’ te volgen. Die kan bestaan uit de gevelrij, een muurtje, draadafsluiting,… Ook andere elementen met een rechtlijnig en ononderbroken verloop, zoals een boordsteen, afwateringsgeultje, een haagje of de hard-zachtverkanting van een grasberm, kunnen voorkomen dat zij afwijken van hun looproute. Gidslijnen zijn niet alleen noodzakelijk op voetpaden, maar ook op pleinen. Gebruikers van een witte stok volgen liefst de gevels of terrassen aan de buitenrand van een plein. Slechtziende personen die geen witte stok gebruiken, begeven zich ook op het plein. Een overzichtelijke, rechtlijnige indeling van het plein met duidelijke, contrastrijke loopzones is voor hen belangrijk.

LEUVEN.jpgOp de Bondgenotenlaan in Leuven staan alle bomen, vlaggenmasten, vuilnisbakken, fietsenstallingen,… in een zogenaamde obstakelstrook zodat de loopzone helemaal vrij blijft. In die loopzone is een goot aangebracht die als geleidelijn kan dienen voor blinden en slechtzienden. De klassieke ribbelstroken zijn hier dus op een elegante manier overbodig gemaakt.

Oriëntatie- of herkenningspunten

Permanent aanwezige en niet-verplaatsbare obstakels, zoals zitbanken, bloembakken van de gemeente, brievenbussen,… kunnen nuttig zijn als oriëntatie- of herkenningspunt. Deze obstakels mogen echter geen onaangename botsingen of struikelpartijen veroorzaken. Een doordachte inrichting is daarom belangrijk. Bijvoorbeeld door obstakels steeds aan éénzelfde zijde van de loopzone te plaatsen, door alle obstakels op één rechte lijn te plaatsen of door een fietsenstalling of laad- en loskade te voorzien buiten de loopzone.

Meer richtlijnen en informatie over geleiding voor blinden en slechtzienden vindt u bij Expertisecel toegankelijkheid van Blindenzorg Licht en Liefde vzw, www.lichtenliefde.be