De Vlaamse Mobiliteitsvisie 2040 geeft inspiratie en richting aan de vervoerregio's

Uit mobiliteitsbrief 220 - Vlaamse Mobiliteitsvisie 2040

Regionale mobiliteitsplannen

De Vlaamse Mobiliteitsvisie 2040 kwam onder meer tot stand met input van de vervoerregioraden. Maar wat wordt er van de vervoerregio’s verwacht nu de visienota er ligt? Peter Hofman, coördinator van de vervoerregiowerking, legt uit.

MOW6HofmanPeterJDB.jpgPeter Hofman, coördinator van de vervoerregiowerking: “De Vlaamse Mobiliteitsvisie 2040 geeft de regionale vervoerregio’s het voordeel van de duidelijkheid.”

Waar kan je de mobiliteitsvisie situeren binnen het mobiliteitsbeleid?

“De Vlaamse Mobiliteitsvisie 2040 is het hoogste planningsinstrument dat nu in Vlaanderen beschikbaar is. Je kan het eigenlijk beschouwen als de opvolger van het Vlaamse Mobiliteitsplan. Het grootste verschil is dat deze mobiliteitsvisie de nadruk legt op toekomstvisie en niet op de concrete uitwerking ervan. Je kan het mobiliteitsbeleid beschouwen als een piramide met drie lagen: Vlaams, regionaal en lokaal. Met de invulling van de toplaag is die piramide nu voltooid.”

Hoe moeten de vervoerregio’s omgaan met deze visienota?

“De Mobiliteitsvisie 2040 geeft vooral richting aan het regionale mobiliteitsbeleid en somt prioriteiten op. Veel van die ideeën en principes waren nu voor de regio’s ook al richtinggevend. Bijvoorbeeld omdat ze al in Europese of andere Vlaamse beleidsdocumenten stonden. Denk maar aan de modal shift uit het regeerakkoord of doelstellingen uit het klimaatplan of het Verkeersveiligheidsplan. Je zou dus kunnen stellen dat deze Mobiliteitsvisie 2040 de vervoerregio’s het ‘voordeel geeft van de duidelijkheid’. Alle referentiekaders van het Vlaamse en de hogere niveaus op mobiliteitsvlak zijn nu immers gesynthetiseerd in één mobiliteitsvisie. Ze zijn niet alleen samengebracht, maar Vlaanderen heeft ook eigen accenten en prioriteiten gelegd.”

Hoe moet het nu verder?

“De Mobiliteitsvisie 2040 is een leidraad. Het is de bedoeling dat de vervoerregio’s er nu creatief mee aan de slag gaan en die visie uitdragen en concretiseren in hun regionale mobiliteitsplannen. De vier toekomstscenario’s helpen om openheid en creativiteit te stimuleren in de fase waar de vervoerregio’s nu zitten: de opmaak van de toekomstscenario’s voor de regionale mobiliteitsplannen. Ik kan iedereen alvast aanraden om de vier filmpjes hierover eens te bekijken ter inspiratie. De beleidsprioriteiten uit de Mobiliteitsvisie 2040 kunnen dan weer een hulpmiddel zijn om orde te scheppen in de prioriteiten voor de regio. De vijf hefbomen uit de visienota bieden concreet werk- en denkmateriaal aan de vervoerregio’s. Die kunnen immers op regionaal niveau wel degelijk een verschil maken.” 

mob220-2 - Copy.jpg

Welke aandachtspunten wil je nog meegeven?

“Naast de concrete prioriteiten en aanbevelingen zal de Mobiliteitsvisie 2040 het besef aanwakkeren dat de regio’s niet alleen moeten nadenken over personenmobiliteit, maar ook over goederenmobiliteit. Goederenvervoer en logistiek zijn in het verleden te vaak stiefmoederlijk behandeld. Het is duidelijk dat dat thema alleen maar aan belang zal winnen. Tot slot wil ik nog benadrukken dat een eensgezind richtinggevend document als de Mobiliteitsvisie 2040 belangrijk is voor alle beleidsniveaus. Ze zal ons helpen om de netwerken uniform te moderniseren met het oog op basisbereikbaarheid. Niet alleen de ingrijpende aanpassingen aan het openbaarvervoernetwerk, maar ook aanpassingen aan het wegennetwerk – waarvoor we werken aan het invoeren van een nieuwe wegencategorisering – en een update van het fietsnetwerk. De grote lijnen zijn er, het is nu aan de vervoerregio’s om ze om te zetten naar regionale successen!”


De vijf hefbomen uit de mobiliteitsvisie als instrument voor de vervoerregio’s

1. Participatie en samenwerking

In de vervoerregio’s staat samenwerking centraal. Zij zijn dus de ideale regisseurs om die samenwerking te organiseren. Veel onderwerpen die er aan bod komen, zijn samen efficiënter aan te sturen op regionaal niveau. Zoals doorstroming, vrachtroutes, sluipverkeer, handhaving... De vervoerregio’s zijn ook het ideale platform om te werken aan participatie en co-creatie. Door lokale specialisten en geïnteresseerden te betrekken, worden plannen naar een hoger niveau getild en wordt het draagvlak groter.

2. Goede afstemming tussen mobiliteit en de bebouwde omgeving

De afstemming tussen mobiliteit en ruimte gebeurt best op regionale schaal. Een voorbeeld is het principe van de ‘15 minuten stad’. Dat principe bepaalt dat iedereen binnen het kwartier aan zijn of haar meest noodzakelijke behoeften moet kunnen beantwoorden. Een kortere verplaatsingstijd kan je realiseren door een goede bundeling. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de mogelijkheden die Hoppinpunten kunnen bieden.

3. Een wendbaar en datagedreven mobiliteitsbeleid

Hoewel Vlaanderen uiteraard bezig is met dataverzameling en -analyse, is dat ook op regionaal niveau belangrijk. Zo zijn data en het delen van data belangrijk voor de verdere uitrol van MaaS.

4. Innovatie

De vervoerregio’s worden nu al ingeschakeld bij het bepalen van prioriteiten bij het ombouwen van verkeerslichten tot intelligente verkeerslichten binnen het Mobilidataproject. Maar de regio’s hebben de mogelijkheid om nog veel verder te gaan met proefprojecten, denk dan aan projecten rond autonoom rijden en varen.

5. Mobiliteitsinvesteringen met een brede maatschappelijke impact

De vervoerregio’s geven strategisch advies voor het Vlaamse GIP (Geïntegreerd InvesteringsProgramma). Ze gaan na of het GIP niet in strijd is met hun regionale mobiliteitsplannen. Zij kunnen hun eigen investeringen en projecten ook daarop afstemmen.