Vijf mobiliteitsambtenaren over hun job, hun motivatie en hun ambities: antwoorden van Stijn Piette uit Genk

Uit mobiliteitsbrief 221 - Mobiliteitsambtenaren

stijn cor.jpg

Stijn Piette

  • Genk (66.000 inwoners)
  • Vooropleiding: Bewegingswetenschappen
  • Bevoegd voor: mobiliteit
  • Sinds 2020

Wat vind je (minder) leuk aan je job?

“De maatschappelijke relevantie van deze job was een van de redenen waarom ik er bewust voor gekozen heb. Ik krijg nu de kans om mee na te denken over hoe we de kwaliteit van de samenleving kunnen verbeteren. En dat doet mobiliteit, want daar heeft iedereen elke dag mee te maken.”

Waar ben je fier op?

“Ik kan nu actief meewerken aan de modal shift. Dat past perfect in mijn persoonlijke overtuiging
dat we ons anders moeten voortbewegen. Dat we zo een deeltje van de klimaatproblematiek aanpakken, geeft mij veel voldoening.”

Wat is de grootste uitdaging in je job?

“Ik merk dat veel mensen, zowel burgers als beleid, nog gevangen zitten in het ‘voorruitperspectief’
waarbij we vanuit de auto denken. Het is moeilijk om dat gedrag te veranderen en het vraagt veel tijd en inspanningen. Daarnaast merk ik ook dat we als kleine centrumstad heel veel werk op de plank hebben liggen om alle doelstellingen waar te maken.”

Hoe zie je je job evolueren?

“Ik hoop op een snelle evolutie naar duurzamere mobiliteit. Als die ‘grote verandering’ eenmaal een feit is, kunnen we in de diepte verder werken en de modal shift verder gaan verfijnen.”

Heb je tips voor je collega’s?

“Blijf het ideaalbeeld nastreven. Blijf ook radicaal genoeg zonder extreem te worden. En vooral: blijf jezelf inspireren. In Vlaanderen en ook in Nederland zijn er veel inspirerende mensen in deze sector die een zeer duidelijke en onderbouwde visie hebben van waar we met onze mobiliteit heen moeten. Ik haal daar zelf heel veel inspiratie en motivatie uit.”

Als je carte blanche krijgt, wat wil je dan graag verwezenlijken?

“Ik zou van de woonstraten opnieuw echte woonstraten willen maken in de letterlijke zin van het woord. Kinderen zouden er zorgeloos op straat kunnen spelen en mensen zouden er elkaar kunnen ontmoeten. In de ideale woonstraat zijn zachte weggebruikers de norm en is de auto ondergeschikt.”