Een blik op de cijfers

Uit mobiliteitsbrief 260 - Onderzoek verplaatsingsgedrag

Het Onderzoek verplaatsingsgedrag leverde opnieuw een karrenvracht aan interessante conclusies op. Een greep uit de opvallendste cijfers.

 

2025-06-17_MOW_Mobiliteitsbrief-Juni_Beelden nieuwbrief4.jpgDuurzaam 46,9% 

46,9% van onze verplaatsingen gebeuren op een duurzame manier*. Dat is iets minder dan bij OVG 6 (49%), dat nog deels tijdens de coronapandemie liep, maar wel hoger dan het laatste onderzoek voor de pandemie (44%).

*Deze vervoermiddelen beschouwen we als duurzaam: te voet (14,6%), met de (elektrische) fiets (incl. speedpedelec) (18,5%), met elektrische step (0,2%), met BTM (bus, tram, metro) (3%), met de trein (2%),  met taxi of vergelijkbaar (0,1%) en ten slotte als autopassagier +18 jaar (8,5%).

Auto 60,3%

Meer dan de helft van onze verplaatsingen gebeurt met de auto. Een auto legde in Vlaanderen
gemiddeld 13.816 kilometer af. Dat is meer dan bij het vorige OVG, toen lag dat cijfer op 11.912 kilometer.

2025-06-17_MOW_Mobiliteitsbrief-Juni_Beelden nieuwbrief4-1.jpg
Fiets 18,5%
18,5% van onze verplaatsingen doen we met de fiets. Dat cijfer lag nog nooit zo hoog.


Verplaatsingen 11,2 km

In dit OVG verplaatst de Vlaming (vanaf 6 jaar) zich op een gemiddelde dag 2,6 keer, legt daarbij 29,3 km af én begeeft zich 73 minuten in het verkeer. De gemiddelde verplaatsingsafstand is 11,2 kilometer. Ook opvallend: meer dan de helft van onze verplaatsingen zijn korter dan 5 kilometer.

19,4% 

Ongeveer 1/5e van de respondenten maakt op een gemiddelde werkdag geen verplaatsing. Bij het vorige OVG was dat nog 24%, maar dat cijfer is deels te verklaren door de coronapandemie.

Thuiswerk 33,1% 

33,1% van alle werkenden geeft aan minstens 1 dag van thuis uit te werken. 11,4% werkt één dag per week thuis, 15,2% minstens twee tot drie dagen per week, 6,7% werkt vier of vijf dagen per week thuis.

Winkelen 19,7%2025-06-17_MOW_Mobiliteitsbrief-Mei_Beelden website3.jpg

Met 19,7% is winkelen de belangrijkste reden om ons te verplaatsen. Daarmee staat het hoger dan werken(17,9%), ontspanning, sport en cultuur (15,7%) of onderwijs volgen (7,0%).