Van ecotunnel tot bermbrug

Uit mobiliteitsbrief 240 - Vademecum natuurtechniek

Natuurtechniek is meer dan grote ecoducten. Veel relatief kleine en goedkopere maatregelen maken een wereld van verschil. We zetten de belangrijkste op een rij. 

1. Kleine ecotunnel 

Via een koker onder de weg vinden kleine dieren veilig hun weg naar de overkant. Afhankelijk van de aanwezige diersoorten kies je voor een klein of groter formaat. Een rechthoekige koker heeft een groter loopoppervlak en is dus vaak beter dan een ronde buis. 

2. Bermbrug 

Een bermbrug is de combinatie van een gewone brug en een faunapassage. De ene helft van de brug is een onverharde strook met een groene inrichting, de andere helft is voorbehouden voor fietsers, wandelaars of landbouwverkeer. Dit kan alleen op wegen met heel weinig verkeer. 

3. Ecotunnel met medegebruik 

Bestaande tunnels met weinig verkeer kunnen ingericht worden als ecotunnel. De helft van de tunnel wordt een faunapassage, de andere helft blijft verhard voor een fietspad of lokaal verkeer.

4. Boombrug 

Met een boombrug kunnen boomklimmers zoals eekhoorns veilig een weg oversteken zonder op de grond te komen. Een boombrug kan bestaan uit touw, een houten portiek of een andere constructie. Ook vleermuizen maken er handig gebruik van op hun vliegroute. 

5. Ecoduiker 

Een ecoduiker is een nieuwe of bestaande onderdoorgang van een waterloop met ernaast een faunapassage. Met een doorlopende oever of richel langs het water geraken zoogdieren zoals otters, marters of vossen aan de overkant. 

6. Geleiding 

Al deze maatregelen hebben enkel zin wanneer dieren er ook de weg naartoe vinden. Geleiding langs de weg is dus bijna altijd noodzakelijk. Ecorasters zijn geschikt voor grotere dieren, kleine wanden leiden amfibieën en andere kleine dieren naar een veilige oversteekplaats.