Zeven tips voor een succesvol circulatieplan

Uit mobiliteitsbrief 226 - Circulatieplannen

1. Pas een circulatieplan in een breder mobiliteitsbeleid in

Het reduceren van het (doorgaand) autoverkeer gaat best gepaard met extra maatregelen voor bijvoorbeeld fietsers of het openbaar vervoer. Ook aanpassingen in het parkeer- of snelheidsbeleid binnen de gemeente kunnen meespelen in de keuze van circulatiemaatregelen.

2. Maak de voordelen meteen zichtbaar

Zorg ervoor dat de vrijgekomen ruimte ook effectief wordt ingevuld ten voordele van bewoners, fietsers en voetgangers, horeca-uitbaters en handelaars. Nieuwe stukjes autovrij gebied kunnen een andere inrichting krijgen, terwijl nieuwe eenrichtingsstraten mogelijk ruimte creëren voor bredere voetpaden en terrassen.

3. Heb aandacht voor data

Nog voor het vastleggen van de doelstellingen van het circulatieplan is het belangrijk om een goed zicht te hebben op de reële problemen. Tellingen, ongevallencijfers en ander cijfermateriaal kunnen het plan onderbouwen. Dat zal niet automatisch alle weerstand wegnemen, maar het zorgt er wel voor dat je de vaak ideologische discussies kan overstijgen.

4. Geef openbaar en gedeeld vervoer een plek 

Het openbaar vervoer (OV) is minder flexibel dan het gemotoriseerde privéverkeer doordat het opgebouwd is in een netwerk, met vaste routes en haltes. Wijzigingen in de verkeerscirculatie kunnen grote gevolgen hebben, zoals haltes/attractiepolen die niet meer bediend worden per bus of tram, of de OV-reistijd die aanzienlijk toeneemt. Betrek daarom de OV-maatschappij best al vanaf het begin. Bij een nieuw circulatieplan zijn er vaak kansen om bus en tram doorgang te geven op plaatsen waar het andere gemotoriseerde verkeer geen doorgang krijgt. Ook de circulatie van deelvoertuigen, meestal met vaste standplaatsen, verdient de nodige aandacht.

5. Denk goed na over fasering 

Circulatiemaatregelen op wijkniveau kunnen vaak wijk per wijk worden aangepakt en uitgevoerd. Een circulatieplan voor de dorpskern of het stadscentrum wordt vaak best in één beweging uitgevoerd.

6. Zorg voor een gedragen plan

Ingrijpen op mobiliteit veroorzaakt altijd tegenwind. Gemeenten zijn daarom soms terughoudend om een brede inspraak in te richten. Maar als bewoners en ondernemers niet worden betrokken, werk je protest in de hand. Ga al in een vroeg stadium in gesprek over de doelstellingen van het plan. Wat wil je samen bereiken? De uiteindelijke verkeersmaatregelen zijn daar slechts een uitwerking van.

7. Evalueer en stuur bij

Hoe goed het plan ook wordt uitgedokterd, voorbereid en uitgevoerd, ondervinding is het beste bewijs. De eerste uren en dagen is het vooral belangrijk om oog te hebben voor de veiligheid. Zijn er ergens gevaarlijke en ongevalgevoelige punten ontstaan? Stuur die bij voorkeur onmiddellijk bij. Andere potentiële aandachtspunten en effecten worden best grondiger gemonitord en geëvalueerd vooraleer halsoverkop wijzigingen door te voeren op basis van eerste reacties of buikgevoel.

Leidraad voor het sturen van verkeersstromen

De leidraad voor het sturen van verkeersstromen toont aan dat er verschillende opties zijn om ongewenst verplaatsingsgedrag aan te pakken. Het sturen van gemotoriseerde verplaatsingen, onder andere met circulatieplannen, is er daar één van.

Ook interessant